You are here

Ontmoeting met Kathleen Vanhandenhoven en Jean-François Pêcheur, actief binnen het BIOCANTEENS netwerk!

Edited on

04 March 2021
Read time: 6 minutes

Jean-François Pêcheur (JFP) is coördinator van de LAG (Local Action Group) Pays des Condruses, een non-profitorganisatie die actief is op het gebied van de territoriale ontwikkeling van zeven gemeenten in de provincie Luik. Kathleen Vanhandenhoven (KV) is verantwoordelijk voor projecten in economie. Sinds 2018 is de ULG een partner van het URBACT-overdrachtsnetwerk "BioCanteens". Dit netwerk, dat wordt geleid door de Franse stad Mouans-Sartoux, heeft tot doel te zorgen voor de verspreiding van duurzame schoolmaaltijden als essentiële hefboom voor de ontwikkeling van een geïntegreerde lokale agro-voedingsaanpak in de deelnemende steden, waarbij zowel de gezondheid van de burgers als het milieu worden beschermd. Zo wil Mouans-Sartoux haar goede praktijken op het gebied van collectieve schoolcatering overdragen op andere geëngageerde steden in Europa.

Wat was uw eerste motivatie om u aan te sluiten bij een URBACT Netwerk?

JFP: Dit is de logische voortzetting van het werk dat wij in de periode 2016-2018 hebben verricht bij URBACT, in het kader van het netwerk voor actieplanning AGRI-URBAN. Ons geïntegreerd actieplan omvatte een heel hoofdstuk over het thema dat wij hier verder ontwikkelen, namelijk duurzame kantines. Het versterkt dus een bestaande dynamiek. Bovendien was het partnerschap een logische keuze, gezien onze lead partner al in het eerste partnerschap zat.

Dus het thema van biologische schoolkantines was reeds een prioriteit voor u?

JFP: Wij hadden reeds een hele reeks acties geïntegreerd ter versterking van onze biologische kantineprojecten op het grondgebied. Bovendien werd Mouans-Sartoux gevraagd de leider te zijn van het transfernetwerk. En vanuit Mouans-Sartoux waardeerde men het werk dat we samen hadden gedaan, dus er zat een zekere logica in. Wij waren niet actief in fase 1 van het project, maar van zodra fase 2 werd geopend, waren wij klaar om erin te stappen.

Anderzijds zijn het de aanvullende middelen die ons in staat stellen aan deze kwestie te werken. Wij hadden namelijk op een bepaald moment activiteiten gepland waarvan we door een gebrek aan middelen niet zeker waren dat we die konden waarmaken. Afgezien daarvan denk ik dat het kader dat URBACT biedt belangrijk is: we zitten in een project en we gaan er samen een succesverhaal van maken. Voor andere acties die in ons geïntegreerd actieplan (IAP) stonden en waarvoor geen formeel kader bestaat, staan we bijvoorbeeld minder ver. Het formele kader dwingt je vooruit te gaan, met een duidelijke structuur van modules. Deelnemen aan een project, in het bijzonder URBACT, verplicht je ertoe jezelf en je stakeholders te mobiliseren.

Wat bijvoorbeeld de kwestie van de sociale prijsstelling betreft, was deze reeds in 2016 aan de orde gesteld. We vonden dat dat echt cruciaal was in termen van territoriaal bestuur. Dankzij URBACT hebben we hebben daarin stap voor stap vooruitgang kunnen boeken met Anthisnes. Nu gaan we daarin ook proberen samen te werken met de zes andere gemeenten in het gebied.

Meer concreet, welke projecten hebben jullie dankzij het URBACT-project kunnen uitvoeren?

KV: Dit is in de eerste plaats een uitwisseling van goede praktijken, waarbij wij de goede praktijken van de kantine van Mouans-Sartoux geanalyseerd hebben. Het project was opgesplitst in verschillende modules. Bij elke bijeenkomst werkten we aan een module om te zien hoe we hun goede praktijk in onze context konden inpassen. Er waren modules waarbij wij al ver gevorderd waren, maar ook waaraan wij nog niet hadden gewerkt, zoals de sociale prijsstelling. Nochtans was dat een van onze doelstellingen.

Transnationale bijeenkomst in Trikala 14-17 oktober 2019

Onder de 8 modules is er het opzetten van een gemeenteboerderij - we hebben die voltooid met iemand die groenten produceert op 30 are binnen ons testgebied. Daardoor is zijn hele productie werkelijk bestemd voor de kantine, iets wat voordien helemaal niet zo gestructureerd was.

Wij hebben ook gewerkt aan goede praktijken in de keuken: de uitwisseling met alle Europese partners heeft ons geïnspireerd om een en ander in de kantine toe te voegen, met name de aanschaf van efficiëntere apparatuur die veel tijd in de keuken bespaart. Het betekent ook dat men regelmatiger een vegetarisch menu moet kiezen. En niet alleen het vlees weglaten, maar ook deftige alternatieven aanbieden, zoals bijvoorbeeld peulvruchten.

We spelen ook op vraag en aanbod. Zo hadden we reeds een zichtbaarheidsplatform voor economische actoren opgericht (Moncondroz.be). Producenten worden naar voren geschoven dankzij biologische badges, badges voor lokale producten of deelname aan lokale evenementen zoals markten of plattelandsfeesten. Zodra de kantine was opgezet, werden wij geraadpleegd om de lijst van plaatselijke producenten te delen en mogelijke partnerschappen voor de bevoorrading van de kantine aan te moedigen.

Daarna kwam alles wat met bestuur te maken heeft - een van onze zwakke punten. Zo zijn we begonnen met het sociale prijsbeleid dat rechtstreeks in de gemeente Anthisnes wordt toegepast. De rendementen waren na deze eerste testfase zo positief dat wij de andere OCMW's (openbare centra voor maatschappelijk welzijn) willen voorstellen om ook met deze aanpak te beginnen. Helaas werden we geblokkeerd door de eerste lockdown en de sluiting van de kantines... en daarna door de tweede lockdown. En we weten nog niet wanneer de schoolkantines weer open zullen gaan.

Een andere module waar we aan gewerkt hebben is voedselsoevereiniteit. We hebben een kleine projectie gedaan op Anthisnes: “Als we in 2040 onze bevolking willen voeden met lokale producten, hoeveel land hebben we dan nodig?”. In principe kunnen we ervan uitgaan dat we het land hebben dat we nodig hebben, maar als we het van naderbij bekijken, is niet al het land geschikt voor voedselproductie. Er zijn nog andere dingen te doen: landeigenaren bewust maken van het belang van het beschikbaar stellen van grond, werken aan de pacht van landbouwbedrijven (partnerschappen met Terre-en-vue), maar ook landbouwers bewust maken van het belang van diversifiëren of omschakelen van teelten, zodat een deel van hun productie kan worden gebruikt voor korte circuits. Hiervoor hadden we bewustmakingssessies gepland: landbouwers die korte circuits hebben doorlopen, werden uitgenodigd om te komen getuigen over hun omschakeling, maar ook - en dat is heel belangrijk - over alle moeilijkheden die zij hebben ondervonden. Ik denk dat het belangrijk is om geen idyllisch beeld van bekering te schetsen.

Dit sluit aan bij andere thema's die wij met onze testruimte willen ontwikkelen. Het fungeert als een hefboom om in verschillende richtingen te kunnen werken: nieuwe voeding en mensen in de tuinbouw, zoals wij die ondersteunen met ons testgebied.

Presentatie van het proefgebied aan de partners van Biocantean, tijdens de transnationale bijeenkomst die van 6 tot 9 mei 2019 door de ULG Pays des Condruses wordt georganiseerd.

Wordt er een beroep op u gedaan om in verband met deze thema's, die vandaag de dag heel wat publieke actoren interesseren, uw projecten te presenteren?

JFP: De vzw Devenirs, die dit duurzame kantineproject beheert, heeft vele bezoeken ontvangen om inzicht te krijgen in hun werkfilosofie, de dagelijkse organisatie van de kantine, enz. Het project streeft naar 100% biologisch en lokaal en is goed op weg om dat ook te bereiken. Er wordt ook samengewerkt rond dit thema met de naburige ULG "je suis hesbignon". Een heleboel zaken zijn aan het doorsijpelen.

Bezoek aan de Jardins de Devenirs, opleiding in tuinbouw en groenteteelt, met de partners van Biocanteens, tijdens de transnationale bijeenkomst georganiseerd door de ULG Pays des Condruses van 6 tot 9 mei 2019.

Over alles wat "doorgeefluik - voedselhub" of "landbouwcoöperatie" is, worden wij op Europees niveau vaak door belangstellenden ondervraagd, omdat wij ons daarin hebben ontwikkeld. Hetzelfde geldt overigens voor ons testgebied.

Dit was een van de doelstellingen die wij in ons IAP (in 2018) hadden vooropgesteld, namelijk de kwestie van vaardigheden te ontwikkelen, opleidingen binnen ons testgebied. Vorig jaar hebben we hiervoor een Erasmus+-project geïntroduceerd. Dit was een van de verwezenlijkingen van de eerste fase: diversifiëring van de financieringsbronnen - het is trouwens dankzij URBACT dat wij niet bang zijn om aan Europese projecten deel te nemen. Wij structureren nu netwerken, zelfs informele netwerken van actoren, wat een echte toegevoegde waarde is. Helaas werd ons voorstel niet geselecteerd.

Albert Deliège (Devenirs) is benaderd door de stad Huy. Op middellange termijn zullen diensten voor  lokale duurzame biokantines worden aangeboden aan de scholen van die stad. Het is niet de bedoeling een structuur na te bouwen waarmee 10.000 maaltijden kunnen worden bereid, maar wel een kritische omvang te bereiken met de productie van 1.000 maaltijden. We gaan geen megastructuur worden. Als andere gebieden geïnteresseerd zijn, moeten zij hun eigen structuur creëren. Dat is de logica van veerkracht: wij proberen niet de kosten te drukken. Als je op de juiste schaal blijft, kun je je werk blijven doen met respect voor de toeleveringsketen, voor de producenten, en kun je speciale relaties blijven onderhouden met je scholen en je klanten. Dat is ook een van de voordelen van dit project.

Er is ook de invloed van het narratief, het verhaal: vandaag neemt de media de kwesties over waarmee wij ons al 10 jaar lokaal bezighouden. Het schudt de mainstream wakker! De productie van een video over onder meer de kantines droeg bij tot de opbouw van het verhaal en tot de geleidelijke aanpassing van de mensen aan deze manier van werken.

Wat zijn de resultaten die u al op het terrein heeft bereikt?

JFP: Als we de kwestie van het sociale tarief nemen, hebben we al een eerste experiment gedaan. We werken samen met zeven gemeenteraden, dus het is de bedoeling deze goede praktijk nog uit te breiden.

Wat de voedselsoevereiniteitskwesties betreft, hebben we, als we echt vooruitgang willen boeken, iemand nodig die daar verscheidene jaren aan werkt, omdat we op ingewikkelde problemen stuiten. Het idee is meer dan lovenswaardig, maar hoe zit het met de uitvoering? Hoe zit het met de controle over het land? Hoe zit het met de bestaande contracten tussen de eigenaar en de pachter van landbouwgrond? Hoe zit het met de heroriëntering van bepaalde teelten of landbouwspeculaties? Een landbouwbedrijf is een delicaat te manoeuvreren schip; een koerswijziging vereist steun, en veel vallen en opstaan, dat ook.

Werkzaamheden van een subgroep inzake voedselsoevereiniteit tijdens de transnationale bijeenkomst in Vaslui van 16 tot en met 19 september 2019.

Hoe gaat het met de uitwisselingen binnen het netwerk?

KV: Het is zeker dat de uitwisselingen en de inspiratie alle kanten op gaan. Maar in dit netwerk waren de andere kantines veel minder geavanceerd dan wij. Bij hen was er meer vraag naar goede praktijken om in te voeren. Bijvoorbeeld in Italië nodigden zij de ouders uit om met de kinderen te komen eten op de dag dat een kind jarig was, wat echt een eer was. Het is een bewustmaking, ook op gezinsniveau, om de voedingsgewoonten op een meer mondiale manier te doen evolueren.

JFP: In sommige oostelijke landen gingen ze echt goed van start. Soms was het een beetje verrassend, want ze konden er alleen kleine stukjes landbouwgrond vinden.

KV: En in Portugal is de biologische landbouw nog helemaal niet ontwikkeld. Het gaat om grote conventionele teelten, zodat zij nog met alle bewustmaking moesten beginnen, werkend met een zeer klein opleidingscentrum.

JFP: We kunnen helaas ook vaststellen dat het netwerk heel wat goede praktijken heeft ontmanteld. Op het vlak van biologische voeding zijn ze bijvoorbeeld in Bulgarije en Roemenië nog niet zo ver. Wat ingewikkeld is, is het kader waarin ze de kantine moeten organiseren, met bijvoorbeeld volkomen buitenproportionele hoeveelheden verplicht vlees. Het is het nationale kader dat dat oplegt, met veel voedselverspilling tot gevolg. Maar geleidelijk aan integreren ook zij biologische producten en ontwikkelen ook zij relaties met hun plaatselijke producenten. Het project stelt ons in staat verder te gaan met het verhaal en het dagelijkse voedingspatroon van kinderen te zien evolueren!

KV: Wat me ook verbaasde, is dat in al deze landen de kantine een gemeentelijk project is. Het is er immers de gemeente die de kantine beheert. Terwijl dat in ons land helemaal niet het geval is. Integendeel, hier proberen we koste wat kost de gemeenten zoveel mogelijk te betrekken bij de kantines.

JFP: Een ander meer macro-onderwerp van dit project was de wil van Gilles Pérole, plaatsvervangend burgemeester van Mouans, die hij met name uitdraagt via de vereniging A+bio in Frankrijk. Hij wil ervoor zorgen dat voedsel een uitzondering wordt binnen overheidsopdrachten, zoals dat voor cultuur ook zo is. De kwestie van de levering van kantines uit de openbare aanbesteding halen, uit de logica van de laagste bieder. Wij moeten immers met mensen kunnen werken binnen een afgebakende perimeter in een contractuele relatie.

KV: Kleine producenten willen ook vaak niet reageren op openbare markten, waardoor wij dus alleen aanbiedingen krijgen van grote structuren.

JFP: Het doel is de Europese verkozenen bewust te maken van de voedselexceptie in overheidsopdrachten, door middel van een evenement in het Europees Parlement of een ander satellietorgaan. Het moet hét hoogtepunt worden van dit BIOCANTEENS project... Wait and see!

Groepsfoto van de partners van Biocanteen, met Marc Tarabella (Europees gedeputeerde voor Ontwikkeling en Landbouw, voor het gemeentebestuur van Anthisnes, tijdens de transnationale bijeenkomst georganiseerd door de ULG Pays des Condruses van 6 tot 9 mei 2019.

Hoe zie je de toekomst in?

JFP: Voor het kantineproject is de strategie vrij duidelijk. Het doel is 1.000 maaltijden per dag te produceren.

Op het testgebied zijn wij ook nog steeds bereid om met andere Europese partners samen te werken om de kwaliteit van onze dienstverlening aan onze werknemers te blijven verbeteren.

Wat verwacht u van een evenement met de andere Belgische URBACT-steden die bij een overdrachtsnetwerk betrokken zijn?

JFP: Ik denk dat er twee dingen zijn. Wat wij vanuit het netwerk interessant zouden vinden, is bijvoorbeeld om de mensen van de Waalse Green Deal rond de tafel te krijgen, en andere steden die geïnteresseerd zijn in het thema van duurzame kantines. En ten tweede, wat de methodologie betreft, om te zien hoe iedereen te werk is gegaan opdat goede praktijken in hun stad worden verspreid of geoperationaliseerd. We zouden onze methodologieën ook kunnen vergelijken: een inzicht, een vergelijking van werkmethoden die inspirerend zou kunnen werken.

Het zou ook interessant kunnen zijn te discussiëren over de resultaten, de meer macro-effecten die men wenst te bereiken en die niet noodzakelijk van meet af aan in de transfermodules zijn omschreven. Zoals we hebben gedaan met de uitzondering voor voedsel bij overheidsopdrachten: hoe probeert iedereen het beleid op zijn thema te verschuiven op verschillende machtsniveaus?