You are here

Interview Eleke Langeraert & Yoko Gesels - CIVIC eState, Gent

Edited on

04 February 2021
Read time: 5 minutes

Eleke Langeraert (EL) en Yoko Gesels (YG) werken voor de stad Gent. Eleke werkt op de dienst beleidsparticipatie en is projectleider voor CIVIC eState in Gent. Via wijkregisseurs die in de verschillende Gentse wijken actief zijn, zorgt ze voor contacten tussen de stad en haar bewoners. Yoko werkt op de juridische dienst en is betrokken bij CIVIC eState omwille van de juridische insteek van het project. Eén van de doelstellingen is namelijk de creatie van een reglementair kader voor de samenwerking tussen de stad en haar burgers voor het beheer van commons. Het is dankzij het CIVIC eState netwerk dat ze elkaar voor het eerst ontmoet hebben. En als het van hen afhangt, wordt dit zonder twijfel een langdurige samenwerking.

Wat is een urban common?

EL: Urban commons zijn niet in één woord, laat staan in één zin, samen te vatten. Wat wij daaronder verstaan, is alle initiatief dat van onderuit komt, van de burgers, en dat werkt naar een gemeenschappelijk doel, meer specifiek iets aan de stad te verbeteren. Met CIVIC eState focussen we ons vooral op stedelijk vastgoed, dat we op een participatieve en duurzame manier ter beschikking willen stellen aan bewonersinitiatieven en mensen die iets willen doen in de wijk. In het verleden merkten we reeds dat dat niet zo evident is; je moet daar altijd duidelijke afspraken rond maken. Door samen te werken met de juridische dienst en de dienst vastgoed, willen we juist daar iets aan doen. Die projectmatige intense samenwerking is een echte primeur!

De burgers krijgen het gebouw in beheer?

EL: CIVIC eState komt eigenlijk voort uit een vorig URBACT programma, REFILL, dat specifiek over het ondersteunen van tijdelijke invullingen ging. Zo zijn er al tientallen geweest in Gent: leegstaande panden, panden die tijdelijk in ongebruik raken in afwachting van een nieuwe invulling, … Het gebeurt dan vaak dat kunstenaars, maar evengoed bewoners of een buurtcomité vragen om iets in dat gebouw te mogen organiseren. Dat kan voor een paar maanden zijn, maar ook voor vele jaren. Wij als stad willen dat ondersteunen. Dat is niet alleen antikraak, maar het brengt ook leven in de buurt.

Op welke vlakken verschilt CIVIC eState dan van REFILL?

EL: REFILL ging volledig over het ondersteunen van tijdelijke invulling. Er zijn daarover op de slotconferentie een aantal zaken naar boven gekomen. Een daarvan was dat de tijdelijke invullers – die wij ook commoners noemen – nood hebben aan meer juridische en administratieve ondersteuning, maar ook duidelijkheid. ‘We worden van het kastje naar de muur gestuurd. Er worden ons altijd maar regeltjes opgelegd: we moeten een VZW oprichten, we moeten waarborgen betalen, … Kan dat niet eenvoudiger?’ Dat is waar wij met CIVIC eState een oplossing voor willen bieden, zodat we hen niet de moed ontnemen om iets te organiseren. Want wij hebben ook hen nodig. De levendigheid en identiteit van een stad wordt bepaald door zij die ze gebruiken en er dingen in organiseren.

Hebben jullie dan ook een pilootproject om jullie plan op uit te testen?

EL: Dat is de Sint-Jozefkerk in het Rabot[1]: een kerk die de stad in het voorjaar van 2019 gekocht heeft en waaraan ze een buurtgerichte invulling wil geven. De slotconferentie van REFILL is trouwens doorgegaan in die kerk! Eigenlijk was dat heel symbolisch. We wisten toen: ‘hier gaat iets gebeuren, maar wat?’. Kort daarna toen we beslisten in CIVIC eState te stappen, vonden we dat meteen een mooi pilootproject. Wat de nieuwe invulling moest worden, wilden we immers toen al overlaten aan de buurtbewoners. En we zoeken nu via een open oproep een kandidaat beheerder voor die kerk, die mensen bijeen kan zoeken die daar toffe dingen willen doen. Dan denken we niet aan iets commercieel, maar aan iets non-profit. Iets voor en door de buurt.

Maar wel tijdelijk ook, of niet?

EL: Wij noemen het een trage invulling. Dat is iets tussen tijdelijk en permanent. Omdat we nog niet weten wat het uiteindelijk moet en kan worden, willen we beginnen met een overeenkomst van vijf jaar. Er komt dus een beheerder die voor vijf jaar in de Sint-Jozefkerk zijn ding mag doen en als dat goed draait en tof is, kan dat misschien iets definitief worden.

YG: Er zijn al veel tijdelijke invullingen geweest waarbij de uiteindelijke bestemming van het gebouw of de site al duidelijk was. Hier is dat niet het geval. Het is de bedoeling om de uiteindelijke bestemming van de Sint-Jozefkerk te bepalen op basis van de ervaringen die we opdoen tijdens de tijdelijke invulling.

EL: De noodzaak om zoiets toegankelijk te maken en initiatiefnemers niet te veel te belasten, is in beide gevallen eigenlijk dezelfde. We moeten zorgen als stad dat urban commons aantrekkelijk zijn en dat we niet te veel vragen van mensen die zich in hun vrije tijd engageren. Nu, bij de Sint-Jozefkerk is dat niet puur in hun vrije tijd, want wij gaan daar een beheerder voor aanstellen die voor zijn engagement zal worden betaald. Dat kan een organisatie zijn, maar ook een persoon. Die zal een goed businessplan moeten maken met het budget dat de stad daarvoor vrijmaakt. Dat is niet altijd het geval. Bij sommige tijdelijke invullingen geven wij een klein budget voor minimale inrichting, maar voor de rest draait dat dikwijls volledig op vrijwilligers.

Is zo’n businessplan dan ook niet te hoogdrempelig voor de burgers?

YG: Je moet het verhaal splitsen. In eerste instantie gaat de stad via een open oproep op zoek naar een beheerder voor het gebouw. Deze beheersopdracht vergt een groot engagement en zal dus niet voor iedereen weggelegd zijn. De beheerder zal het gebouw moeten beheren, onderhouden en zal ook de invulling ervan moeten organiseren. Het is de bedoeling dat deze invulling laagdrempelig, flexibel en toegankelijk is voor burgers.

En de beheerder is de baas van zijn of haar invullers?

YG: We verwachten dat de beheerder een democratisch beheersmodel ontwikkelt. We zeggen niet hoe dat eruit moet zien, maar wel dat de verschillende stakeholders, zoals de buurt en de stad, een stem moeten krijgen. De beheerder moet er ook op toezien dat de kerk voor iedereen toegankelijk is.

Is dat dan de zogenaamde co-creatie waar jullie op inzetten?

EL: Met co-creatie bedoelen wij ook dat we zaken verwezenlijken in samenwerking, dus we laten het niet volledig aan de burgers over, maar we doen het ook niet alleen als stad. We hebben elkaar nodig om iets te bereiken.

YG: In het kader van de URBACT-transfermethodiek hebben we een URBACT Local Group, een lokale werkgroep, opgericht waarin mensen uit de buurt zitten. De dienst beleidsparticipatie, waar Eleke deel van uitmaakt, heeft verschillende overlegmomenten georganiseerd. Tijdens die overlegmomenten zijn de criteria waaraan de toekomstige beheerder zal moeten voldoen mee door de buurt bepaald. Dat op zich is ook co-creatie.

Welke resultaten hebben jullie reeds geboekt door jullie betrokkenheid bij dit URBACT Transfer Network?

YG: In Napels staan veel leegstaande overheidsgebouwen die in de loop der jaren door burgers gekraakt werden. Dat heeft daar zo lang geduurd dat die burgers zich heel professioneel zijn beginnen organiseren en democratische beheersmodellen hebben opgezet om de functie van die gebouwen vorm te geven. En dat werkt zeer goed. Zo goed zelfs, dat de stad de regels die de burgers zelf hebben ontwikkeld, gevalideerd heeft. Dat is wetgeving op stadsniveau die volledig van onderuit komt. Die documenten hebben we in de loop van het project kunnen inzien, samen met onze lead expert - een Italiaanse professor die daar zeer veel kennis over heeft. In andere partnersteden hebben we dan nog gelijkaardige initiatieven bezocht en ook daarvan de regelgeving bekeken. Wat we dan hebben gedaan, is kijken welke zaken we daaruit konden meenemen en toepassen in onze stad.

EL: Een tweede voordeel dat CIVIC eState ons biedt, is dat we voldoende tijd en ruimte krijgen om hierrond te werken. Al onze leidinggevenden weten dat een aantal procent van ons pakket hier naartoe gaat. Dat biedt ons ook de ruimte om stadsintern eens over het muurtje te kijken. Dat is een grote meerwaarde dat je door zo’n Europees project te doen, ook stadsintern stappen vooruit zet in horizontale samenwerking.

Dus CIVIC eState brengt structurele verandering teweeg, een samenwerking die er voordien niet was?

EL: Een betere samenwerking en een betere afstemming. Er is altijd al contact geweest tussen de verschillende diensten om concrete problemen op te lossen, maar het verschil zit er nu in dat we redelijk structureel aanpassingen proberen te doen. Sinds twee jaar hebben we nu ook een departementshoofd die strategisch coördinator is. Dat is een nieuwe functie om te bekijken wie voor welk project met wie moet samenwerken. Je voelt dat die samenwerking beter loopt.

YG: Het is duidelijk dat participatieve projecten de noodzaak aan meer stadsinterne samenwerking blootleggen. Dat was ook zo met het burgerbudget, een project dat liep van 2016 tot 2018. Daaruit hebben we geleerd dat het belangrijk is om alle stadsdiensten die rollen te spelen hebben in het traject, van meet af aan te betrekken. Dit gebeurt nu ook effectief in het kader van het wijkbudget, de opvolger van het burgerbudget. Het is heel boeiend om dit te zien evolueren.

Welke obstakels zijn jullie al tegengekomen?

EL: Je zit met heel veel verschillende contexten, waardoor het soms zoeken is naar het gemeenschappelijke doel. Er zijn bijvoorbeeld twee Oost-Europese partners, Iași (Roemenië) en Presov (Slovakije), waarbij het idee dat burgers zelf initiatief nemen nog niet is ingeburgerd. Die moeten nog een mentaliteitsswitch maken daarin, terwijl wij bij wijze van spreken de burgers moeten tegenhouden. Je voelt dat die verschillende context een obstakel is om van elkaar iets te leren.

YG: De afbakening van de scope was voor ons een struikelblok. Het begrip commons kan vele ladingen dekken. De lead expert stimuleerde ons om meteen ruim te gaan. Toch hebben we beslist om in het kader van Civic eState te focussen op stedelijk vastgoed, naar analogie met de Good Practice uit Napels. Op die manier bleef het voor ons behapbaar. De lessen die we gaandeweg leren, kunnen we in een later stadium breder toepassen.

EL: Een ander obstakel is dat je voor commons met mondige en geïnteresseerde burgers bezig bent. In een wijk zoals het Rabot heeft een groot deel van de bevolking het niet zo gemakkelijk. Om die mensen te betrekken en ervoor te zorgen dat het niet gewoon een project voor de middenklasse wordt, dat is een grote uitdaging.

Begin 2021 organiseert het NUP een evenement om de resultaten van de transfernetwerken in België onder de aandacht te brengen. Welke punten willen jullie in dit verband aan de orde stellen? Wat verwachten jullie van zo'n gebeurtenis?

YG: Voor mij is het evenement geslaagd als het leidt tot kennisdeling en de kans biedt om te netwerken. Ik denk wel dat het interessanter zou zijn mochten we elkaar al eerder in het traject ontmoet hebben.

EL: Ik zou graag horen hoe we na URBACT het beste verdergaan. Wij gaan er binnen onze stad voor pleiten om op dezelfde manier te kunnen verder werken, dat dat toch niet zomaar stopt. Ik zou graag horen hoe ze dat doen in andere steden. Het werk zal immers niet af zijn. Er zullen een paar pijnpunten benoemd zijn waaraan we als stad intern verder aan zullen moeten werken.

 

[1] Het Rabot is een dichtbevolkte 19de eeuwse wijk in het noorden van Gent. De wijk werd ontwikkeld op het einde van de 19e eeuw in het kader van de bloeiende textielindustrie, maar raakte in de periode daarna in verval.