You are here

Kan Europa tegen 2030 duurzaam zijn? Alleen als steden de weg wijzen!

Edited on

28 August 2019
Read time: 4 minutes

Het recente verslag van de Juncker-commissie over duurzaamheid schoot tekort in de aanpak van de klimaatnoodtoestand. Steden moeten coördineren om een betere toekomst voor hun burgers te creëren.

Afgelopen januari publiceerdede Europese Commissie een langverwachte discussienota waarin de strategie van de EU voor de aanpak van twee van de grootste bedreigingen van onze tijd wordt uiteengezet: armoede en klimaatverandering. Dit document, dat reeds drie jaar in voorbereiding is, bevestigt de verbintenis van de Unie om tegen 2030 een duurzame economie op te bouwen. In het verslag wordt een beroep gedaan op de 17 VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals – SDG's) en worden verschillende gebieden aangegeven waarin moet worden geïnvesteerd. Circulaire economie, digitalisering en groene mobiliteit worden allemaal aangemerkt als bijzondere prioriteiten die moeten worden geïntegreerd in een breder 'globaal crisisplan'. Zoals in het document duidelijk wordt gemaakt, is een dergelijk plan niet alleen bedoeld om rampen te voorkomen, maar ook om de levenskwaliteit van alle levende wezens te verbeteren.

Het feit dat men zich aan een dergelijk kader houdt, is zeker een positieve ontwikkeling. Nu echter steeds duidelijker wordt dat het dringend noodzakelijk is om de milieuvernietiging aan te pakken - met nieuwe studies die de omvang van de vernietiging van de biodiversiteit aantonen - hebben velen de Europese Commissie bekritiseerd omdat zij niet ver genoeg gaat. Of het nu gaat om schoolstakingen, protesten of voorstellen voor een nieuw ecologisch pact, burgers over de hele wereld eisen een plan voor verandering op basis van concrete maatregelen. Helaas biedt het verslag er slechts een paar. Patrizia Heidegger, directeur Global Policy and Sustainable Development bij het Europees Milieubureau (EEB), heeft onlangs verklaard:

“De tijd voor bezinning kwam in 2015, toen de EU en haar lidstaten de SDG's ondertekenden. Nu is het tijd om ambitieuze verbintenissen aan te gaan [...] Door onze niet-duurzame levensstijl gebaseerd op de exploitatie van hulpbronnen en arbeid in andere delen van de wereld, heeft de EU een van de grootste ecologische voetafdrukken per hoofd van de globale bevolking. De economie van de toekomst moet rekening houden met de ecologische en sociale gevolgen buiten onze grenzen in plaats van te leven in de illusie van een koolstofarm Europa dat efficiënt omspringt met zijn hulpbronnen en intensieve productie uitvoert naar andere delen van de wereld.”

Er zijn andere zorgen dichter bij huis. In het document wordt er nogmaals op gewezen dat de SDG's als kompas voor de toekomstige strategie zullen dienen, maar uit een meer gedetailleerde inspectie blijkt dat het in feite grotendeels aan de lidstaten is om te bepalen hoe zij deze in de praktijk zullen brengen. Er zal "geen handhaving" van de nationale regeringen zijn, zegt het rapport. Het voegt hieraan toe dat deze integendeel "meer vrijheid" zullen hebben om te beslissen "of en hoe zij hun werk aanpassen" op basis van het plan. Gezien de neiging van regeringen om de EU-wetgeving te omzeilen – om nog maar te zwijgen van de niet-bindende doelstellingen - is er weinig dat erop wijst dat de hier geschetste maatregelen voldoende zullen zijn om de voor ons liggende uitdagingen aan te gaan.

Wat betekent dit voor stedelingen?

Aangezien nationale en transnationale instellingen zich over hun respectieve verantwoordelijkheden wurmen, zullen de steden een cruciale rol spelen bij het uiteindelijke succes of falen van de doelstelling van het document. Tegen 2050 zal 80% van de Europeanen in stedelijke gebieden wonen. Dit alleen al toont aan hoe het vermogen van steden om zich aan te passen en te innoveren de mondiale trends zal bepalen. In de reactie van het multistakeholderplatform op de discussienota wordt dit meer benadrukt dan in het document van de commissie zelf. Hoewel transnationale instellingen een essentiële rol moeten spelen bij de ontwikkeling van de strategie, beschikken alleen steden over de juiste democratische structuren om ervoor te zorgen dat de veranderingen effectief worden doorgevoerd. Ze concluderen dat door "zorgvuldig het eigenaarschap van de bewoners op te bouwen" en "rekening te houden met territoriale specificiteiten, culturele modellen en verwachtingen", stedelijke actoren als voorhoede kunnen dienen voor verandering.

Het beeld is echter verre van rooskleurig. Een van de meest verontrustende bevindingen van de discussienota is de relatieve onvoorbereidheid van de steden om de toekomstige uitdagingen aan te gaan. De cijfers zijn opvallend. Zoals duidelijk blijkt uit het bijbehorende onderzoek, heeft slechts 26% van de steden in de EU en 40% van de grote steden (meer dan 150.000 inwoners) aanpassingsplannen voor de toekomst op basis van duurzame modellen. Zonder een grote verandering lijkt elke poging om bredere doelstellingen op transnationaal niveau te verwezenlijken, gedoemd te mislukken. Terecht kon worden verwacht dat de Commissie hier een reeks solide richtsnoeren zou hebben gepresenteerd waarin wordt beschreven hoe een dergelijke mislukking kan worden voorkomen. De aanbevelingen zijn echter wederom vrij zwak. Hoewel de discussienota de stadsdeskundigen leidt naar bestaande initiatieven, zoals het Convenant van burgemeesters: voor Klimaat en Energie, de Europese Prijs voor Duurzaamheid en de Stedelijke Agenda van de EU, bevat het geen meer gestructureerde beleidsaanbevelingen. Gezien de omvang van de noodsituatie waarmee we te maken hebben, is het ontbreken van een systematisch protocol ongetwijfeld teleurstellend.

Wat moet er gebeuren?

De afgelopen maanden domineerde Greta Thunberg de krantenkoppen met haar openhartige en vastberaden oproep tot actie bij de klimaatnoodtoestand. Haar boodschap, "ons huis staat in brand", herinnert ons eraan dat niemand van ons stil kan blijven staan. Zoals ze in een recente toespraak zei: "We moeten bijna alles in onze huidige samenlevingen veranderen [...] hoe hoger uw ecologische voetafdruk, hoe groter uw morele plicht. Hoe hoger uw plaats in de hiërarchie, hoe groter uw verantwoordelijkheid.

Dit was niet zomaar een mediaclip. Dit was een imperatief dat rechtstreeks gericht was tot de beleidsmakers, met inbegrip van de stadsdeskundigen. Net zoals individuele burgers hun gedrag moeten veranderen, moeten steden het voortouw nemen. Dit kan niet betekenen dat de SDG's en de programma's die door de commissie worden benadrukt, simpelweg gerespecteerd moeten worden. Het vereist ook de spontane invoering van innovatief duurzaam beleid.

URBACT staat vol met voorbeelden van steden die verder zijn gegaan dan de in de discussienota genoemde criteria. Het BioCanteens transfer netwerk is daar een voorbeeld van. Door het opzetten van nieuwe sorteerlijnprocessen en het stimuleren van de lokale productie van biologisch voedsel, heeft het netwerk scholen in staat gesteld om alternatieven te vinden voor de industriële voedselproductie. Voor sommige deelnemers resulteerde dit in een vermindering van 80% van de voedselverspilling, zonder extra kosten voor de gemeenten. Een ander voorbeeld is BeePathNet, een netwerk dat bedoeld is om de schade aan de biodiversiteit te bestrijden door de bijenteelt te bevorderen. Dankzij dit initiatief en ondanks de afname van het globale aantal bijen, heeft Ljubljana (Slovenië) nu 180 miljoen bijen.

De Commissie benadrukt terecht de rol die technologie kan spelen bij het vergemakkelijken van duurzaam beleid. Digitale tools zijn echter nooit een snelle oplossing en kunnen niet worden gebruikt als vervanging voor het organiseren van de gemeenschap. Steden als Tallinn (Estland) bieden goede modellen van hoe de balans eruit zou moeten zien. Sinds 1991 organiseert de gemeente jaarlijks een zeer succesvolle voorjaarsreinigingscampagne. Door een combinatie van televisiecampagnes, posters en sociale media kon de stad een massale "schoonmaak" in alle buurten synchroniseren en de opeenhoping van afval in het hele stedelijke gebied aanpakken. Een meer technologisch doordacht initiatief van dezelfde strekking bevindt zich in Spanje: het multimediaplatform Tropa Verde Santiago. Door milieuvriendelijk gedrag te belonen met vouchers die kunnen worden ingewisseld voor concrete beloningen, is de stad erin geslaagd om een nieuwe recyclingcultuur op gang te brengen.

Dit zijn eenvoudige wijzigingen die eenvoudig kunnen worden doorgevoerd. De EU-strategie blijft zich ontwikkelen, maar de instellingen moeten worden gestimuleerd, ook door de steden. In de nabije toekomst is er nog tijd om de Commissie feedback te geven over het discussiedocument via het Europe Direct-platform. Het is een goed uitgangspunt om ervoor te zorgen dat leemten worden gecommuniceerd, evenals ideeën over beleidsprioriteiten en praktische adviezen. Uit de discussienota blijkt echter dat er behoefte is aan een organische verspreiding van kennis. Dit betekent niet dat we het wiel opnieuw moeten uitvinden. Zoals blijkt uit de URBACT-netwerken, zijn er al projecten die nog niet naar andere steden zijn overgeheveld. De aanpassing en verspreiding van deze voorbeelden zou zeker een goed uitgangspunt zijn voor de bevordering van duurzame praktijken op pan-Europees niveau.

Voor meer informatie over de manier waarop URBACT-netwerken als pionier op het gebied van duurzame ontwikkeling werken, zie de publicatie "Cities in Action: Steden in actie: Stories of Change".

Artikel geschreven door Jamie Mackay - Vertaald door Tristan Claus & Dorian Claeys.