You are here

Havenstad Oostende innoveert op vlak van Blue Economy dankzij het URBACT-netwerk BluAct

Edited on

14 May 2020
Read time: 6 minutes

Het Belgisch Nationaal Contactpunt heeft drie steden ontmoet die voor het eerst deelnemen aan het URBACT III-programma (2014-2020): Oostende, Schaarbeek en Seraing. Deze drie Belgische steden zijn sinds 2018 partners in een transfernetwerk. Het principe van deze stadsnetwerken is om een goede praktijk (als zodanig erkend door URBACT in 2017, meer info hier) over te dragen van de proefstad naar de andere partners.

We wilden beter begrijpen wat hen motiveerde om deel te nemen aan het URBACT-programma, welke doelstellingen ze nastreven en wat ze tot nu toe al hebben geleerd van hun uitwisselingen!

Eerste ontmoeting met de stad Oostende, partner van het BluAct-netwerk. Astrid Vanackere, coördinator voor slimme steden en Europese projecten, heeft onze vragen beantwoord:

Tristan Claus (TC, URBACT ContactPunt België): Wat is URBACT voor u?

Astrid Vanackere (AV): URBACT is een medium dat projecten toelaat. Het biedt ondersteuning. Het gaat over disseminatie, over hoe je kan leren van elkaar.

TC: Wat was uw motivatie om lid te worden van zo’n URBACT-netwerk?

AV: Wat ons overhaalde om mee te doen is: we zijn als Oostende een havenstad. En vanuit zo een smart city netwerk binnen de stad, kwam er meer en meer naar boven van verschillende actoren dat we meer met de zee moeten doen. Want nu zijn we wel een stad aan zee met een haven, maar zijn er nog zeer veel zaken onderbenut. Er is het VLIZ, dat is het Vlaams Instituut voor de Zee, GreenBridge: een wetenschapspark gericht op blue energy, … dus er is heel wat te doen rond Blue Economy, maar het is zeer gefragmenteerd. Dus we hebben niet één verhaal om naar buiten te brengen als stad.

We werden dan gecontacteerd door de Griekse stad Piraeus, de lead partner binnen BluAct, en die stelde hun good practice voor van een competitiemodel dat zij vijf jaar geleden in het leven geroepen hebben om startups of ondernemerschap aan te trekken rond blauwe economie. Voor ons leek dat een interessant model om te kunnen overnemen en nieuw leven in te blazen of op een andere manier te benaderen.

In Griekenland was het een antwoord op de economische crisis. Piraeus heeft een haven, maar de bedrijvigheid was voornamelijk een transit van mensen die met cruiseschips naar de eilanden gingen. Naar bedrijvigheid en het aantrekken van economie en vestigingen die binnen de haven tewerkstelling bieden enzovoort, was dat geen groot succes. Daar wilden zij verandering in brengen. Dus zij zijn een competitie gestart om nieuwe ideeën aan te trekken rond innovatie die te maken hebben met Blue Economy. Zij begonnen een netwerk van bedrijven aan te spreken, ter ondersteuning om dat te kunnen uitbouwen tot echte businessmodellen en startups. Het is die good practice, die zij nu vijf jaar doen, die wij en alle andere partners overnemen en vertalen naar onze context.

TC: Wat houdt die competitie precies in?

AV: De competitie is een oproep naar jonge starters om een idee in te dienen; een oplossing die interessant kan zijn voor de context van de haven waar andere bedrijven op kunnen intekenen of waar wij mee aan de slag kunnen. Zij dienen dat idee in en dan zoeken wij naar een netwerk van bedrijven of andere ondernemers. Bijvoorbeeld GreenBridge kan naar vestiging en expertise ondersteunen om een solide idee uit te werken. Het is dus echt een oproep naar ideeën voor innovatie, maar wel met de bedoeling dat het effectief ondernemend wordt, dat het een business case wordt. Daarvoor voorzien wij via een netwerk begeleiding.

© PP Photos/Shutterstock.com (Patrick Platteau)

TC: Wat is uw taak binnen dat netwerk?

AV: Vanuit de stad manage en coördineer ik het project en ook het lokaal netwerk van actoren die betrokken zijn. Ik volg dus de twee kanten op: het project management en de URBACT Local Group. Ook daar probeer ik iedereen zoveel mogelijk samen te krijgen en af te stemmen op elkaar. In Oostende staat de competitie nog tot vijf januari open en dan wordt geëvalueerd voor elke case: welke begeleiding hebben zij nodig, wat gaan we doen en wie neemt welk onderdeel op? Die zaken coördineer ik.

Als we met vragen zitten als ‘hoe pak je dat aan?’ of ‘kan dat wel binnen het project?’, dan kan je altijd terugvallen op het internationaal netwerk. Maar het is wel de bedoeling dat je de competitie intern uitbouwt zodanig dat het ook duurzaam is nadien en niet wegvalt wanneer het BluAct project gedaan is.

TC: En wat zijn uw verwachtingen?

AV: Ik hoop dat we er een paar concrete startups of business ideeën kunnen uithalen waar we mee aan de slag kunnen in Oostende, die zich ook in Oostende vestigen, zodanig dat je langzaamaan een lokaal ecosysteem kan voeden en dat er meer neiging is van andere innovatieve kleine bedrijven om zich ook in Oostende te vestigen. We zijn een kleine stad met niet dezelfde resources en aantrekkingskracht als Antwerpen, maar we hebben wel een haven die zeer bedreven is als het gaat over Blue Energy.

TC: Zijn dat dan telkens bedrijven die gericht zijn op de haven?

AV: Niet enkel de haven, maar wel binnen het Blue verhaal, bijvoorbeeld als het geënt is op ‘blue tourism’, is het even relevant voor onze stad - wij zijn natuurlijk toeristisch omdat we aan de kust liggen. Het is dus blue in de brede zin van het woord.

TC: Zit er ook een duurzaamheidsaspect in jullie verhaal?

AV: De bedoeling is dat het innovatieve rekening houdt met alles wat met klimaatverandering te maken heeft. Daarom hebben we in onze competitie de SDG’s[1] opgenomen. Ook om bij de deelnemers de reflex te krijgen van ‘is het duurzaam?’. Dat kan zowel op sociaal vlak zijn, als eerder op vlak van energie. We willen dat jonge starters daarover nadenken als ze iets indienen. We merken ook wel dat er geen absurde dingen ingediend worden op vlak van duurzaamheid.

© PP Photos/Shutterstock.com (Patrick Platteau)

TC: Wat zijn de andere selectiecriteria?

AV: De duurzaamheid, maar meer in de zin van: ‘is uw idee een eendagsvlieg of kan het blijven voortbestaan?’ De link met Oostende hebben we ook gevraagd; het is natuurlijk wel de bedoeling dat de bedrijven zich in Oostende vestigen en niet begeleid worden om dan weer te verdwijnen met de noorderzon. Het kan repliceerbaar zijn eh, maar we hebben liefst dat het op Oostende geënt is. Voor de rest hebben we geen strenge criteria erin gezet. We hebben wel bepaalde thema’s naar voor geschoven: de SeaZone thema's, om alle entiteiten samen te brengen binnen Oostende. ‘Is het gericht op toerisme? Is het gericht op technologie?’ Die criteria hebben we opgelegd als guideline, maar het kan zeer breed gaan.

Wij hebben dat SeaZone concept naar voren geschoven omdat dat identificeerbaar is voor alle partijen binnen Oostende, dat ze dat kunnen. Zo kan je op termijn ook een netwerk uitbouwen van zaken of bedrijven die dat label kunnen claimen als ze aan de criteria voldoen; het is een marketingstrategie. Maar ook omdat het herkenbaarder is, want BluAct is een Europees project en voor heel lokale bedrijven en gewone mensen is dat niet zo identificeerbaar. Het SeaZone verhaal komt echt van Oostende en is ook gekoppeld aan het duurzame verhaal.

TC: Hoe ervaart u de transfer tot nu toe?

AV: Als een uitdaging, want onze werking is zeer gefragmenteerd. Er is veel wil vanuit verschillende partijen om dat project gezamenlijk uit te voeren, maar er zijn er ook waar je zeer hard aan moet sleuren. En ook politieke steun krijgen die voldoende mobiliserend is, dat is een uitdaging. Je werkt op iets dat niet tastbaar is, waardoor het moeilijk is om het te verkopen aan de politiek om daar zware ondersteuning voor te krijgen. Het is maar eens dat je resultaten boekt, dat je merkt dat ze echt voor 100% gaan zeggen van ‘ok, nu zien we het, dat is interessant’. Dat maakt het wel moeilijk. Je moet blijven sleuren aan het verhaal om het in stand te houden.

Het is wel een leerrijk traject voor iedereen en je merkt dat er al veel meer uitwisseling is tussen die gefragmenteerde partijen. Je hebt de haven, GreenBridge, de luchthaven, … al die partijen zijn op een of andere manier bezig met de zee, met Blue Economy. In plaats van naast elkaar te werken, willen we met BluAct aan één groot verhaal werken. Het blijft een uitdaging, maar er is wel veel goede wil om dat te ondersteunen.

TC: Hoe loopt de samenwerking met de andere steden?

AV: Om de zoveel maanden is er een transnational meeting waar wordt gewerkt op ‘ok, wat is het stadium waar we momenteel zitten? Waar kunnen we uit leren?’. Er worden dan workshops gefaciliteerd door een consultant die de boel helpt te trekken vanuit Pireaus. En uitwisseling doen we ook: ‘hoe pak jij dat aan?’ Iedereen stelt dus zijn case voor: ‘wat zijn de moeilijkheden op dit moment? Wat kan er beter? Hoe gaan we dat nu verder uitdenken?’ Dat zijn vrij intensieve meetings van twee à drie dagen. Iedere keer in een andere hostingstad, en de laatste keer was bij ons! We faciliteerde de organisatie, maar brachten ook een bezoek aan GreenBridge, de haven en het VLIZ. Op die manier is er ook een uitwisseling van wat wij te bieden hebben en kunnen de anderen met nieuwe ideeën terugkeren naar hun thuisstad.

TC: Wat vind je zelf van die bezoeken en uitwisselingen?

AV: De keer voor Oostende was in Mataro, in Spanje, en dat vond ik interessant omdat zij een zeer uitgebreide startup-locatie al hebben vanuit de universiteit, met business cases die uitgebouwd worden en die dan ook effectief een plaats krijgen. Het is een plek waar dat ze aan de slag kunnen gaan, waar dat ze bureaus hebben enzovoort. De manier waarop dat daar werd aangepakt, vond ik zeer interessant. In Oostende hebben we geen fysieke co-working plaats. Er zijn hier en daar wel kleine initiatieven, maar er is geen groot initiatief op dit moment. En je merkt wel dat daar veel vraag naar is.

Nog een voordeel naast het feit dat je informatie kan uitwisselen, is dat bijvoorbeeld Mataro of Matosinhos ook kleinere havensteden zijn. Op die manier kan je van steden die gelijkaardige uitdagingen hebben, andere zaken leren dan als je binnen je land zou moeten gaan kijken. We zitten dan allemaal in Vlaanderen, dus ergens is die context telkens hetzelfde, maar ook heel anders omdat de grootteorde verandert. In dat opzicht is het interessanter om met steden te kunnen uitwisselen van dezelfde grootte.

Misschien is wel een zwak punt dat wij aan de Noordzee liggen. En de Middellandse zee context is soms anders naar bedrijvigheid en economie. Dus je moet toch echt wel zelf telkens een zeer zware vertaalslag maken naar wat lokaal relevant is. Wij hebben bijvoorbeeld geen jachttoerisme, terwijl dat in Mataro net zeer relevant is. Ik begrijp dat, maar aan de Noordzee kan je dat niet uitbouwen naar iets economisch rendabel. Dus soms zit je met zaken waar wij niks mee zijn. Je kan wel de methodiek erachter bestuderen, maar de inhoud is niet iets waar wij mee aan de slag kunnen. Als er nog een andere kleine noordzeestad bij gezeten had, was het misschien interessanter geweest voor ons.

TC: Waren er ook obstakels tijdens de verloop van het project?

AV: In het oorspronkelijke BluAct consortium was er een stad uit Polen die last-minute toch niet meer wilde meedoen en dat was tijdelijk wel een probleem voor het hele netwerk. Maar dan is Salerno in de plaats kunnen komen en dus is dat opgelost geraakt.

TC: Is Europese uitwisseling nieuw voor Oostende?

AV: We hebben een Interreg project waar we al een drietal jaar inzitten, dus het is dus niet volledig nieuw, maar het is nog niet voldoende ingebed in de organisatie. En je merkt wel dat dat cruciaal is om je project goed te kunnen uitvoeren, om draagvlak te creëren en ook gewoon het besef dat je een rapportagesysteem hebt vanuit een instantie die boven Oostende ligt. En dit keer gaat het niet over Vlaanderen, maar over Europa. Dat werkt anders, want hoe je intern werkt is daar ook helemaal niet op afgestemd. Dat betekent schuiven en wikken en wegen.

TC: Hoe gaat de samenwerking vanuit jullie dienst met de andere diensten?

AV: Het project zit momenteel veel te veel in onze dienst, Strategische Coördinatie, en de samenwerking zou veel meer moeten verspreid zitten. We hebben ook veel autonome gemeentebedrijven in Oostende, ook voor bijvoorbeeld ruimtelijke planning. Dat is positief in de zin dat je soms sneller zaken kan ontwikkelen en talent aantrekken binnen een autonoom gemeentebedrijf (AG) dan binnen de stad zelf. Het economisch huis is bijvoorbeeld een autonoom gemeentebedrijf. We hebben wel een ambtenaar voor economie, maar er is geen volledige dienst binnen de stadsadministratie die daarop werkt. Dat is een AG die dat doet, in opdracht van de stad natuurlijk, maar zij zijn autonomer. Die zijn ook minder strikt en minder log om bepaalde zaken te kunnen doen. Dus op zich is dat wel een voordeel.

Aan de andere kant heb je zo heel veel verschillende verspreide satellieten. Je moet altijd zeer goed kunnen afstellen en soms gaat dat beter dan andere keren. Bijvoorbeeld het economisch huis is ook een autonoom gemeentebedrijf waarvan je zou denken ‘ok, BluAct is economisch interessant, dus zij zitten sowieso mee betrokken in die lokale URBACT groep. Maar ze blijven autonoom, dus ze zitten op hun eiland hun ding te doen en dan heb je de logische redenering van ‘ah, dat zou eigenlijk hun opdracht moeten zijn, maar aangezien je als stad op het project hebt ingetekend, kunnen zij niet de lead nemen in dat verhaal. Dat is soms zeer complex waar dat het niet nodig is. Het vergt veel samenwerking en uitdagingen die nog moeten overwonnen worden.

© PP Photos/Shutterstock.com (Patrick Platteau)

TC: Wat is de termijn van het project?

AV: Het project loopt tot eind 2020, begin 21.

TC: Met dan wel de bedoeling dat er structurele resultaten zijn.

AV: Ja, je hebt deliverables die je moet opleveren binnen het project, maar het is inderdaad wel de intentie dat we de good practice verder zetten. Dat je daaruit geleerd hebt en daarmee aan de slag gaat. Ik denk dat dat een voordeel is aan het URBACT-netwerk. Het gaat over een good practice die je wilt overnemen omdat je daar interesse in hebt als stad. Zij faciliteren dat en voorzien middelen zodat je dat in gang kan trekken, maar wel telkens met de bedoeling dat je daarna daar zelf verder mee aan de slag gaat. Op je eigen manier.

TC: Dat de stad elk jaar een competitie voor jonge startups houdt?

AV: Bijvoorbeeld, ja.

TC: Is het transfer netwerk dan ook deel van een grotere stedelijke strategie?

AV: Dat is wel de bedoeling. Vandaar dat we het idee SeaZone voor die competitie gekozen hebben, omdat dat op termijn kan ingebed worden in een grotere stedelijke strategie, zodanig dat het echt duurzaam kan worden. En dat dat capteerbaar is voor de lokale context en niet meer gezien wordt als een Europees project dat ooit een keer gebeurd is. Dan zou URBACT voor ons echt een structureel verschil gemaakt hebben.

 

[1] Sustainable Development Goals.